Rients Hofstra Pluchen Revolutie

1e Hoofdstuk Revolutie: Wat als...?, 13-12-2018

1

Best gezellig zaten we wat heen en weer te keuvelen; het hoeft niet altijd ergens over te gaan. Ik had rond drieën voor ons huis enkele stoelen en een vierkante houten plaat op twee gestapelde volle bierkratjes geplaatst. Het alcohol bevattende bouwwerk fungeerde als tafel waarop nu echter wat minder sterke drankjes stonden. De glazen waren net fris bijgevuld. Een zak borrelnootjes ging van hand tot hand.
Het was na een miezerige ochtend toch nog mooi weer geworden. De zon weerspiegelde schitterend en venijnig flikkerend in de vijver waarvan het water op een afstand van zo’n honderd meter idyllisch voor ons huis stilstond. Nergens was een verbinding met open water waardoor het ’s zomers aan de wat droogvallende wallenkanten vaak walgelijk kon geuren.
Veelvuldig joegen mooie veelkleurige woerden paarlustig fladder-rennend de flets en dofbruine niet tot de verbeelding sprekende eendenvrouwtjes na, met als doel de in de eierstokjes tot wasdom komende eieren van nieuw leven te voorzien. Of ze kwamen met de willige wijfjes naar een vaste plek op momenten dat gulle gevers oud brood van zich af kwamen werpen.
Vreemd dat vrouwtjes eenden geen naam hebben, zoals die bij honden netjes ‘teef’ en zij bij varkens ‘zeug’ worden genoemd. Apen en beren volstonden toch nog net met het achtervoegsel ‘in’. Misschien dat die bruine waggelkonten de taalontwikkelaars nooit hebben kunnen bekoren of inspireren tot een logische, dan wel passende naam. Dit in tegenstelling tot de mooi gekleurde stoere woerden. Het in het dons gehulde en rond krioelend grut van de eend en de woerd heeft maar liefst drie namen gekregen: piel, pulletje en eendenkuiken. Zie je een woerd trots zijn gezinnetje, bestaande uit een onopvallende moedereend en tien tot twaalf jonkies aanvoeren, zou je kunnen denken: ‘Kijk, een woerd met zijn pielen.’ Dat de moeder - gewoon eend genoemd dus - er waarschijnlijk ook ergens tussen loopt is dan blijkbaar minder interessant.
De vijver is een prominent deel van het park. Dit laatste mocht zonder bezwaar een prachtig park genoemd worden. Was ooit een landgoed met in het midden, niet ver van de vijver, een statige state waar Guy de Maupassant zich niet voor zou hebben hoeven schamen. We noemden het oude bouwwerk dan ook een Gietje, uitgesproken met de g-klank van Guy zelf.
Het landgoed, of in de volksmond ‘Het Park’, wordt veelvuldig bezocht door een diversiteit aan dorpsbewoners: moeders met kleine kinderen, opgeschoten jeugd die zichzelf veelvuldig en luidruchtig van aandacht voorziet en verliefde stelletjes op weg naar hun eigen stille vrijerspaadjes. Maar ook zakenmensen die daar juist na enen nog even willen uitlunchen. En natuurlijk heel veel ouderen. Bejaarden op eigen kracht, ondersteund door wandelstok of rollator. Of voortgeduwd in een rolstoel. En zij die het beter voor elkaar hadden, zelfstandig gemotoriseerd rondtoerend. Zeer vredig allemaal, dag in dag uit. Bij mooi weer ten minste. En deze bewuste middag was mooi. Het weer deed weer precies wat de dienstdoende weerpraatjesmaker de avond daarvoor niet voorspeld had en om die reden ‘s avonds laat zijn mis-spelling als na-spelling in de media weer recht moest spellen.
Nog verwikkeld in een zinloze discussie over een voetbalmomentje van het afgelopen weekend, zag ik in de verte vanaf de rechteroever van de vijver een bejaarde man het water inlopen. Zich in evenwicht houdend met behulp van zijn wandelstok liep hij uiterst langzaam - of was het bedachtzaam? - stapje voor stapje steeds verder het water in.
Nog voor iemand kon reageren op mijn alarmerende verwondering sprong Wim Willem op, slingerde zich over de heg die ons huis van het park scheidde en rende naar de plek waar de oude man te water was gegaan.
Ik wist dat de hele plas tamelijk ondiep was. Zag de man steeds verder, maar niet dieper schuifelen. Hij reageerde totaal niet op het roepen van Wim. We zagen dat Willem zonder nadenken de bejaarde achterna waadde. Ploeterend en half wankelend kwam onze zoon dicht bij hem in de buurt. Op het moment dat de verwarde man omkeek en Wim gewaar werd, sloeg hij ongecontroleerd met zijn waterwandelstok om zich heen, schreeuwend hem met rust te laten. Willem ontweek de stokslagen behendig en pakte de man bij de schouders. Gelaten liet de verwarde man zich daarna naar het droge leiden, zijn redder aankijkend op een manier waar Willem later nog vaak koude rillingen van zou krijgen.
Toen de man een poosje rustig op het gras had gezeten, kwam een gealarmeerde verpleegkundige samen met een broeder plus rolstoel hem halen. Na een ingestudeerd bedankje van het duo richting Willem werd de door en doornatte man afgevoerd.
Nadat Wim nog in zijn natte broek bij ons verslag had uitgebracht, realiseerde ik me wat mijn zoon had aangericht. Als een ongelovige, maar kerkgetrouw lijkende godsdienaar had hij in een zucht zonder vloek bepaald dat de desperate oude man verder moest leven.
We kenden hem niet; hebben naderhand ook niets meer over hem van zijn verzorgers vernomen. Wim heeft toen wel de plaatselijke krant gehaald. Uiteraard realiseerde ik me terdege dat hij had gedaan wat elke dominee van de kansel zou hebben geschetterd. Op het moment van handelen was ik terecht trots op mijn zoon. Maar Wim Willem vertelde dat hij de oude baas in de ogen had gekeken. Heel kort slechts. Hij besefte pas later - te laat dus - dat die stokzwaaiende bejaarde blijkbaar genoeg redenen had om zelf zijn leven te beëindigen op de enige manier die hem nog gegeven was. Daardoor nabestaanden zo min mogelijk te belasten en hulpverleners te behoeden voor trauma’s opleverende ruimwerkzaamheden.
Wellicht was hij al jaren diepongelukkig. Maar ook niet onmogelijk was dat hij een lang en gelukkig huwelijksleven achter de rug had, voordat zijn vrouw uit het en zijn leven was gerukt. Daarna wellicht door de kinderen subtiel en bezorgdheid acterend in een bejaardentehuis weggewerkt. Dat je daar niet altijd vrolijker wordt, lijkt mij een open deur. Betutteld worden door personeel dat de rondes met een stopwatch in de hand afraffelt, gepaard aan een bijna tot zekerheid verworden vermoeden dat een aantal bewoners vast al wel dementerend zal zijn. Daar wordt dan je laatste en weinig opwekkende toekomst bepaald. Een toekomst zonder perspectief. Een toekomst die er niet meer is.
Ik kan me nu, in zo’n geval dus, heel goed voorstellen dat de oude baas de kindse behandeling zonder de steun van zijn vrouw niet langer kon verdragen. Misschien waren de kinderen wel erg druk met van alles, niets of nog veel minder. Om vervolgens ongetwijfeld weer onnodig met andere onbenulligheden bezig te moeten zijn. En dit elke dag van elke week opnieuw, zodat ook vanuit die hoek weinig verlichting kon worden verwacht.
Hangen? Hoe kom je aan touw en een grote haak? Van de toren springen, waar hij al niet meer bovenop kon komen? Of voor de sneltrein die ons dorp heel niet aandeed springen? Alle drie waren optieloos. En pillen verzamelen valt met de huidige bezuinigingen al helemaal niet mee. Nee, de vijver was zijn enige alternatief. Als hij eenmaal diep genoeg was gezonken, zou nog maar een korte martelgang volgen, niet wetend dat de vijver ook verderop niet dieper wilde worden.
En toen kwam er een jonge niet gelovige Godsgezant die even snel bepaalde dat het nog niet afgelopen mocht zijn. Dat het nog niet de juiste tijd was. Die in een paar tellen voor de bejaarde man besliste nog jaren aftakelend verder te moeten; verzorgd door personeel dat per seconde precies geïnstrueerd kreeg wat in een vastgestelde korte periode allemaal gedaan moest worden. En waar, vooral op financiële gronden, geen tijd (is geld) meer beschikbaar was. Financieel efficiënte, praktisch klinische en bedrijfsmatig correcte handelingen. Daardoor echter wel werkdruk verhogend en steeds mensonwaardiger voor de verpieterende en veelal veronachtzaamde zorgbehoevenden.
Onze zoon Wim Willem was de held: had een desperaat persoon tegen zijn zin ‘gered’ en kreeg alom in kleine kring waardering. Maar wat als, ik zeg nadrukkelijk wat als Willem had begrepen waarom op dat moment iemand bewust niet meer verder wilde. Wel de vijver in, maar niet met zijn leven. Iemand die vol ongeloof constateerde dat de vijver al die tijd niet dieper wilde worden.
Wat als de wanhopige man Wim had kunnen overtuigen dat hij geen toekomst meer had en alleen maar meer triestigheid verwachtte? Wat als Wim hem zou hebben geholpen en zijn hoofd vijf minuten onder water zou hebben gehouden? Dan was Willem afgevoerd en zou hem misschien wel twintig jaar van zijn nog jonge leven worden afgenomen.
Had hij ook de krant gehaald: alle landelijke wel te verstaan. Dan had de uit het leven geholpen oude baas vanaf een diepgrijze tranen doorlatende wolk moeten aanzien dat zijn verlosser, die in eigen ogen een goede daad had verricht - zoon Wim dus - als een misdadiger zou worden afgevoerd. Zou de verdronken stakker een BN'er zijn geweest, hadden de kranten een week lang vol gestaan met voer voor psychopathische journalisten. En als de met Wims hulp gedode levensmoeie man daarnaast ook nog eens als een oud-politicus Haagse bekendheid had verworven, zou mijn zoon na twee derde van de twintig onterechte jaren vervolgens nog eens het recht op proefverlof worden onthouden.
En wat als de doodwillende man Wim had kunnen overtuigen dat zijn laatste wens het beste was wat hem nog restte en Willem dus niet nodig was voor de eindsnik. Wat als Wim op verzoek zijn hoofd op dat ultieme moment had afgewend en daardoor passief had meegewerkt? Was hij dan ook strafbaar en daardoor gevangeniswaardig?
Willen leven of dood willen, ‘t valt niet mee.

2

Op de hoogte blijven via e-mail? Meld je aan voor mijn nieuwsbrief

Reacties

  1. theo op 14-12-2018 om 20:32 uur:

    Mooie tekst Rients.
    En ga je je het eindrapport van de commissie Remkes nog lezen ? 400 pagina's !

  2. Rients op 15-12-2018 om 18:05 uur:

    Dank Theo, en nee uiteraard niet. Zie https://alternatiefstaatsbestel.nl/om-te-lezen/2018/commissie-remkes-voor-de-b-hne

Plaats een reactie

Recente artikelen

Alle posts